Citadelpark Gent

Buskruitfabriek Cooppal Wetteren

Vliegvelden WO I Regio Gent

WO I Munitiepark Kwatrecht

De Dodendraad

De Hollandstellung - Duitse WO I bunkerlinie

Reichsschüle Flandern - SS-School Kwatrecht

Duitse Atlantic Wall Radarpost - Goldammer

WOI en II Munitiedepot De Ghellinck Zwijnaarde

Duitse gangen onder centrum Gent WOII

Publieke WOII Schuilplaatsen Groot Gent

Het Fort van Eben Emael

KW-linie

WO I - Kwatrecht - Melle

18 daagse veldtocht gekoppeld aan TPG

Neergestorte B17 te Kwatrecht 19-09-1944

De bevrijding WO II van de regio rond TPG

Details van de legers:

Gesneuveldenlijsten:

Contact en onbeantwoorde vragen

Media-aandacht

Copyright

Links

Beschrijving van bruggenhoofd Gent.

Gedetailleerde beschrijving van de bunkers en hun bewapening.

Hieronder vindt u nadere uitleg over hoe een Hotchkiss- of Coltmitrailleur kon worden opgesteld in de bunkers van Bruggenhoofd Gent.

Alternatieve mitrailleuropstellingen in de bunkers van TPG

Opstellen van een Hotchkiss- of Coltmitrailleur in de bunkers van bruggenhoofd Gent.

Omdat binnen het Belgische leger ten tijde van de bouw van de bunkerlinie Bruggenhoofd Gent toch nog heel wat oudere zware mitrailleurtypes courant in gebruik waren, werd al vrij snel beslist de bunkers bijkomend uit te rusten voor de mogelijke opstelling van andere bijkomende types mitrailleurs. Een eerste vorm van aanpassing was identiek voor de mogelijke opstelling van een Hotchkiss- of Coltmitrailleur. Zelfs een Zware Maxim op driepoot, normaal niet standaard meer in dienst bij het Belgisch Leger toen, moet ook zo in theorie opstelbaar geweest zijn.

De hier omschreven alternatieve mitrailleuropstelling wordt de eerste keer vermeld in een nota terug te vinden van 12 maart 1936 die onder andere onderstaande zaken aankaart koppelbaar aan de opstelling van dit type mitrailleur binnen de bunkers van TPG:

  • Een beperkte aanpassing van in totaal 329 mitrailleurafuiten in de bunkers van TPG voor hun standaard opstelling van Zware Maximmitrailleurs
  • Aanpassing van 246 schietgaten voor eventueel bijkomende opstelling van Hotchkiss- of Coltmitrailleur. Dit omvatte
    • Het vervaardigen van 512 (256 schietgaten) gewapend betonnen sokkels links en rechts van het schietgat. Hiervan warer er dan
      • 231 schietgaten kregen op die manier sokkels van 55 cm
      • 25 schietgaten sokkels van 25 cm hoog.
    • Deze dienden bovenaan voorzien van eikenhouten blokjes.
    • Het vervaardigen van 256 metalen teerlingen (3e poot voor deze opstelling), vast te schroeven en demonteerbaar op de vloer. Ook deze dienden voorzien van eikenhouten blokjes. De hoogtes dienden identiek te zijn met de betonnen sokkels.
  • De aanpassing van 46 mitrailleuraffuiten voor de bijkomende optie om Browning FM30 mitrailleurs te kunnen opstellen.
  • Het aanpassen van in totaal 11 schietgaten door het beperkt afkappen van de zijkanten en opnieuw vlak zetten van deze omdat ze bij gebruik van de Zware Maxim-mitrailleur de koeldarm van de mitrailleur belemmerden. Gekende bunkers met deze aanpassing zijn alvast: A1 (Astene) en Be3 (Oosterzele).

Op deze link vindt u de volledige originele lijst met opstelbare wapens in de bunkers voor bovenstaande specifiek gemaakte alternatieve opstellingen voor mitrailleurs in de bunkers van TPG. Deze originele lijst is zeker geen heilig iets want er zitten bunkertjes bij die niet stroken met de realiteit die nog kan teruggevonden worden op het terrein. Kijk voor de afwijkingen die reeds gekend zijn eens bij de opmerkingen onderaan de lijst door mijzelf bijgevoegd.

Buiten deze 2 extra specifiek uitgevoerde aanpassingswerken, zijn er allicht nog een aantal beperkt afwijkende opstellingen toegepast waar helaas heel weinig info over te vinden is. Deze werden in de mate van het mogelijke toegevoegd bij de beschreven opstellingen waar ze het kortst bij aansloten.

Enige details bij de alternatief voorziene opstelbare mitrailleurs die onder deze alternatieve opstelling vielen:

De Franse Hotchkiss M1914 en M1916.

Dit wapen was tijdens WO I de standaardmitrailleur bij het Franse leger. Het eerste model van Hotchkiss werd reeds in gebruik genomen in 1897 bij het Franse leger. Het grote nadeel van dit luchtgekoelde wapen, was dat het vrij snel oververhit geraakte.

Omdat dit probleem niet meteen opgelost geraakte, werd zonder medeweten van de fabrikant Hotchkiss bij een tegenpartij een vrij gelijkend wapen ontwikkeld, namelijk de Puteaux M1905. Deze kreeg al snel zijn opvolger in 1907, de St Etienne. (Foto: Replica)

Franse Mitrailleur St Etienne

Qua uiterlijk was dit wapen sterk gelijkend op een Hotchkiss-mitrailleur. Het was vrij revolutionair voor zijn tijd omdat het een sterk afwijkende werking had van de meest courante in die tijd gekende mitrailleurtypes. Het systeem was echter te complex qua stangen-mechanismes en extra voor-zieningen voor koeling. De grootste spelbreker voor een grote productie van dit wapen, was dat het standaard teveel koper bevatte.

Hierdoor werd het wapen reeds van voor de constructie te duur bevonden voor massaproductie. Ook dit type van mitrailleur bleek ondanks gedane aanpassingen, al te gemakkelijk te blokkeren. Deze poging om de originele fabrikant Hotchkiss de loef af te steken draaide op een sisser uit. In 1914 kwam Hotchkiss met zijn M1914 op de proppen. Dit model bleek de meeste van zijn vroegere kinderziektes te hebben afgeworpen en werd wel een productiesucces.

Het wapen ging bij het Franse leger net voor WO I massaal in gebruik en kon zeker bestempeld worden als een goede mitrailleur. Het wapen was standaard een kaliber 8 mm. Standaard werd het van munitie voorzien met strips van 24 of 30 patronen. Het wapen was luchtgekoeld. De vuursnelheid bedroeg 400 schoten per minuut en had een afvuursnelheid van 725 m/s (2610 km/u). Het wapen zelf woog 24.5 kg. De bijhorende driepoot woog nog eens 24.5 kg.

Schetsen Hotchkissmitrailleur: Instruction Provisoire pour les Unités de Mitrailleuses d'Infanterie due 1e Octobre 1920 - (Foto's Replica of eigen collectie)

Hotchkiss M1914
Hotchkissmitrailleur
Belgische soldaten met Hotchkiss M1914 tijdens WO I

Het wapen had als uitvoering ofwel achteraan een soort handvat, ofwel een kolf zoals zichtbaar op bovenstaande foto. Het museummodel is met het soort van handvat.

Toen de Amerikanen geallieerde troepen leverden tijdens WO I, was er bij deze troepen grote nood aan zware mitrailleurs. In eerste instantie gebruikten zij eveneens de Hotchkiss M1914 met een kaliber 8 mm. (Franse patronen en dus onhandig voor de Amerikaanse troepen). In een latere fase werden er in totaal meer dan 5000 Hotchkissmitrailleurs aangekocht door het Amerikaanse leger en herkamerd naar de Amerikaanse 0.30' (punt 30) patronen (7.62 mm). Zij maakten het wapen ook bruikbaar om geladen te worden met patroonbanden van 250 kogels. Dit type wapen werd later bekend als de Hotchkiss M1916. Dit was normaal ook het type wapen dat bij het Belgisch leger verder werd gebruikt.

(Schetsen Hotchkissmitrailleur: Instruction Provisoire pour les Unités de Mitrailleuses d'Infanterie due 1e Octobre 1920)

Welke types van Hotchkissmitrailleurs effectief allen in gebruik zijn geweest binnen het Belgische leger, en vooral welke mitrailleurs dit nog waren ten tijde van mei 1940, is niet zo duidelijk te zeggen. In elk geval zijn de meeste foto's die men kan terugvinden, deze van de Hotchkiss M1914 (vaak herkenbaar aan het type van gebruikte driepikkel). Het museummodel zoals nog te bekijken in Brussel betreft ook een intakte mitrailleur van dit type. Of enkel dit type in gebruik is geweest bij het Belgisch leger is niet zo eenvoudig terug te vinden. Ook zijn de foto's (meestal uit WO I) niet altijd zo duidelijk om te gaan specifiëren welk type mitrailleur er nu effectief werd gebruikt. Er zijn zelfs soms Hotchkissmitrailleurs te zien met een houten of metalen kolf. Dit zouden zelfs Hotchkiss M1907 modellen kunnen zijn.

(Gebruikte informatiebron: www.forumeerstewereldoorlog.nl - Mitrailleurs uit WW 1)

 

De Coltmitrailleur M1895 en M1914 (Potato Digger)

Het basismodel van dit type mitrailleur dateert uit 1893. Het was eveneens zoals alle voorgaande mitrailleurs een type dat werkte op gasdruk. Het was luchtgekoeld. Het kende zijn eerste militair gebruik binnen de Amerikaanse Marine.

Bij het uitbreken van WO I bestonden er van het wapen twee courante types, namelijk het M1895 en M1914. Beiden waren bijna identiek. Alleen kon bij de M1914 vrij eenvoudig de loop verwisseld worden en had deze enkele aanpassingen om oververhitting te voorkomen. Het model M1914 was standaard voorzien van een set asbest handschoenen voor het verwisselen van een oververhitte loop. In 1904 werd het wapen binnen het Amerikaanse leger herkamerd naar de courante Amerikaanse kogeltypes.

Qua kenmerken was het wapen vrij identiek aan zijn concurrenten. Het was standaard een kaliber 0.30' (punt 30 = 7.62 mm). Het werd gevoed met patroonbanden van 250 kogels. De mitrailleur alleen woog 15.87 kg, de bijhorende driepikkel 27.8 kg. De vuursnelheid bedroeg 855 m/s (3078 km/u) met een kadans van 480 schoten per minuut.

Het wapen was voor zijn tijd zeker niet slecht maar had toch als grootste gebrek de oververhitting bij langdurig automatisch vuren. Ook als het wapen met zijn driepikkel op de laagste stand werd gezet, had het door zijn vrij zware loop de neiging naar beneden te vallen in de grond. Omdat men dan het risico liep in de grond te vuren, gaf men het wapen de bijnaam van de "Potato-Digger". Binnen het Amerikaanse leger werd het wapen in 1917 vervangen door de Browning M1917. Het kende echter nog een militaire geschiedenis binnen het Canadese, Engelse, Franse en Belgische leger. Het was bijvoorbeeld een ideaal wapen om te gebruiken op het dek van patrouilleschepen aan de kust.

Binnen het Belgische leger was het wapen zeker nog in gebruik bij de reservedivisies ten tijde van mei 1940. Voor die tijd was het zeker reeds een achterhaald wapen.

Gebruikte informatiebron: www.forumeerstewereldoorlog.nl - Mitrailleurs uit WW 1 (Foto's: Replica)

Grenadiers met Coltmitrailleur Piot met coltmitrailleur
Coltmitrailleur model 1895

De Zware Maxim 1908 opgesteld op driepoot.

Ondanks dat dit type zware mitrailleur op die wijze opgesteld niet meer officieel in dienst was bij het Belgische leger, zie deze link over dit type mitrailleur opgesteld op slede-affuit, valt zeker niet uit te sluiten dat het wapen hier of daar op die wijze toch nog zal opgedoken zijn bij het gebruik van de bunkers in de meidagen '40. Ook dat wapen moet op identieke manier hier op die manier opstelbaar geweest zijn. Voorlopig zijn er nog geen bewijzen van gevonden maar het valt zeker niet uit te sluiten. Dat type van opstelling van dit wapen was voor het Belgisch Leger typisch WOI. Er kwamen er ook zeker heel wat in gebruik na WOI omdat ze van Duitse kant als oorlogsvergoeding dienden afgestaan te worden aan onder andere het Belgisch Leger na de kapitulatie van Duitsland in November 1918. (Foto: Replica)

 

Opstellen van deze zware mitrailleurs door middel van de 3 sokkels in een mitrailleurbunkers van Bruggenhoofd Gent.

Om deze types van mitrailleur goed te kunnen opstellen had men zowel de draadstang als het chardome niet nodig. De metalen chardomeplaat werd dan ook in dit geval verwijderd.

Aan de voorkant van de bunker werden links en rechts van het schietgat twee gewapend betonnen muurtjes voorzien. Deze waren nodig om de voorste steunpoten van de mitrailleur te kunnen plaatsen. Bovenaan de muurtjes werden twee houten blokjes ingebetoneerd waarop uitsparingen waren gemaakt zodat deze poten perfect hierop pasten.

Wel opmerkelijk is dat er in het totaal 256 schietgaten werden voorzien van deze gewapende betonnen poten. Van deze 256 waren et 231 schietgaten voorzien van betonnen poten van 55 cm hoog (foto's hogerop rechts).

25 Schietgaten hadden pootjes van maar 25 cm hoog. De bunkers met deze lage pootjes zijn nog moeilijk terug te vinden. (foto's hogerop lniks). Ook de schetsen hogerop zijn allen getekend voor de sokkels van 25 cm.

Onderstaande bunkertjes waren zeker voorzien van de korte pootjes: Be5 (1x), Se1 (2x), Se12 (2x), A13 (2x), D5 (2x), B1 (1x), B5 (1x), B20 (1x).

Om de achterste steunpoot van de mitrailleur te kunnen opstellen werd achter de stoel (Glijboog) in de vloer een metalen voetplaat voorzien waarop een extra metalen poot geplaatst kon worden door middel van vier uitstekende stukjes draadstang.

Hierop werd dan een los in elke van toepassing zijnde mitrailleurkamer, voorziene metalen poot voorzien. Deze poot was op zijn beurt opnieuw 55 cm hoog of minder courant 25 cm.

Bovenaan had deze metalen poot, net zoals de betonnen poten, een houten blok met uitsparingen voor het passen van de achterste mitrailleurvoet. Jammer genoeg is deze 3e poot praktisch nergens nog terug te vinden. Persoonlijk weet ik er aan TPG nog 2 zitten. Men noemde dit blok dat op deze manier werd bevestigd om de 3e poot te maken, soms ook een teerling.

Mitrailleurbunker voor Hotchkiss- of Coltmitrailleur

In de bunker D22 (in de spoorwegviaduct te Kwarecht) is nog een dergelijke poot van 55 cm hoog terug te vinden (Foto's links). Let wel op, dit was één van de bunkers die uitgerust was voor het kunnen opstellen van alle types van mitrailleurs. Het chardome is daardoor niet specifiek voor de mitrailleurbunkers bijkomend uitgerust voor een Hotchkiss- of Coltmitrailleur. Hij werd van bij de bouw standaard voorzien voor alle types van varianten voor het opstellen van zware mitrailleurs.

De foto hierboven is nog uit een bunker van TPG die ook intern nog zeer intact is maar allicht best niet wordt vrijgegeven om beschadiging of ontvreemding te voorkomen.

Bijgevoegd nog een schets van de opstelling van een Hotchkissmitrailleur.

Detail chardome bunker te Wépion - (Foto: Collectie T. Oliviers)

Enkele details en opmerkingen bij een dergelijke mitrailleuropstelling.

Onderstaande info is letterlijk gekoppeld aan de opstelling van een Coltmitrailleur in de bunkers van TPG. Het zal ook kortbij de afmetingen liggen die van toepassing waren voor de opstelling van een Hotchkissmitrailleur waarvoor die info nog niet specifiek teruggevonden kon worden.

Voor de opstelling van dit type van mitrailleurs diende eerste de chardomeplaat te worden afgenomen. Dit gebeude door in het schietgat van de draadstang, de opsluitmoer los te draaien en de plaat vervolgens weg te nemen. De moer diende daarna teruggeplaatst te worden;

De losse metalen teerling (3e poot) diende op de vloer geschroef te worden met de spleetopening in het houten blokje naar het schietgat toe. Deze teerlingen dienden ten allen tijde in de respectievelijke bunkers te blijven, ook al werd dit type van opstelling niet gebruikt.

Daarna werd de mitrailleur op driepoot op de 3 betonnen sokkels (teerlingen) geplaatst. Hiervoor werd de mitrailleur zelf losgemaakt van zijn driepoot.

Daarna werd de driepikkel met 2 poten naar voor en 1 naar boven tussen de Glijboog en de voorwand geschoven. De poten worden dan in de groeven van de houten blokjes van de teerlingen geplaatst.

Daarna werd de mitrailleur zelf opnieuw opgespannen in de wieg van de driepoot door middel van bijhorende tappen.

Het platform waarop de mitrailleur staat (op de 3 sokkels) heeft een hoogte van 25 of 55 cm (kleine of hoge pootjes). Standaard was 55 cm.

Horizontaal opgesteld, lag het center van de loop dan op een hoogte van 94 of 124 cm. 124 cm was dan standaard.

De as waarop de mitrailleur scharnierde, lag op 28 cm van de binnenwand.

Het uiteinde van de loop zat bij opstelling in de bunker op 102 cm van de buitenwand van de bunker.

Een belangrijke opmerking die wel gemaakt is bij militaire oefeningen in verband met het gebruik van de Hotchkiss- en Coltmitrailleur in de bunkers van Bruggenhoofd Gent, is dat deze wapens bij de opstelling in de bunkers zoals voorzien, meer achteruit staan dan de standaard voorziene Maximmitrailleur. Hierdoor was de schietsector door het schietgat wel merkbaar kleiner waardoor vaak niet gans het vuurbereik dat voorzien was voor de schietgaten, nog bereikbaar was. Dit probleem was minder van toepassing bij de voorziene opstelling van de Browning FM30 mitrailleur.

Bronnen: Voor alle originele plannen: Koninklijk Legerachief - De Moskou-archieven.