De Dodendraad - Wereldoorlog I.

Citadelpark Gent

Buskruitfabriek Cooppal Wetteren

Vliegvelden WO I Regio Gent

WO I Munitiepark Kwatrecht

De Dodendraad

De Hollandstellung - Duitse WO I bunkerlinie

Reichsschüle Flandern - SS-School Kwatrecht

Duitse Atlantic Wall Radarpost - Goldammer

WOI en II Munitiedepot De Ghellinck Zwijnaarde

Duitse gangen onder centrum Gent WOII

Publieke WOII Schuilplaatsen Groot Gent

Het Fort van Eben Emael

KW-linie

WO I - Kwatrecht - Melle

18 daagse veldtocht gekoppeld aan TPG

Neergestorte B17 te Kwatrecht 19-09-1944

De bevrijding WO II van de regio rond TPG

Details van de legers:

Gesneuveldenlijsten:

Contact en onbeantwoorde vragen

Media-aandacht

Copyright

Links

Beschrijving en ontstaan van de dodendraad.

  • Op 4 augustus 1914 trok voor een eerste keer het Duitse leger in de buurt van Luik onze grens over. Dit was meteen het startsein van de eerste Wereldoorlog voor België.
  • Tijdens gans dit 4 jaar durende conflict speelde Nederland een neutrale rol. Het nam totaal niet deel aan het oorlogsgeweld en mocht geen partij trekken voor één van beide partijen.
  • Ondanks de neutrale houding van Nederland werd toch al vrij snel van de grens tussen België en het neutrale Nederland misbruik gemaakt, vooral van geallieerde kant:
    • Geallieerden gebruikten de grens voor het uitbouwen van ontsnappingslijnen voor oorlogsvrijwilligers. Deze trokken via Vlissingen naar Folkstone om daarna via Dieppe in Frankrijk de geallieerde troepen te vervoegen. In december 1914 alleen al zouden er via deze weg zeker 5000 jongeren opnieuw, of voor een eerste keer, naar het geallieerde front vertrokken zijn. In totaal zijn er voor de versperring werd opgetrokken, op deze wijze zeker 30.000 vrijwilligers overgestoken.
    • Ook werd de Nederlandse grens massaal gebruikt voor het oversmokkelen van brieven, dit waren er vaak tot 50.000 per week. De omlooptijd van een brief liep al snel op tot 3 à 4 maand maar het systeem bleef toch vlot in gebruik. Deze brievensmokkel was zeker een doorn in het oog van de Duitse bezetter. Op deze brievensmokkel stond trouwens bij het betrappen een boete van 20.000 Duitse Marken.,
    • Ook de Britse spionagediensten maakten vlot gebruik van deze grensovergang om zo het bezette gebied te infiltreren en spionage-opdrachten uit te voeren.
    • Ook mocht niet onderschat worden hoeveel Duitse deserteurs poogden het oorlogsgeweld te ontvluchten via het neutrale Nederland.
  • Om al deze problemen proberen tot een minimum te beperken, werd reeds eind 1914 op sommige plaatsen een eerste gewone draadversperring opgericht. Dit was onder andere het geval in Stekene.
  • Omdat de smokkel van zowel vrijwilligers, brieven als ander smokkelwaar een bloeiende business bleef, en de bewaking van de grenzen toch veel manschappen opeiste, werd in eerste instantie een verplicht paspoort met foto ingevoerd om de grens te mogen kruisen.
  • Dit bleek niet te voldoen en al vrij snel werd in april 1915 overgegaan tot de bouw van een Belgisch-Nederlands ijzeren gordijn. Dit zou slechts ten volle afgewerkt zijn half 1916. De plaatsing gebeurde ook niet volledig in lijn maar volgens dringendheid met stukken hier en daar tot uiteindelijk de gehele grens was afgeschermd.
  • De Belgische-Nederlandse grens tussen het Zwin in Knokke en het drielandenpunt in Aken is echter al snel 450 km lang. Om de afscherming van deze grens te vereenvoudigen werden heel wat uitstulpende stukken van België in Nederland door de geplaatste omheining gewoon van België afgesneden. Deze gebieden werden op die manier tot niemandsland uitgeroepen tussen de dodendraad en de eigenlijke Nederlandse grens die ook van Nederlandse kant vrij sterk werd bewaakt. De totale lengte van de geplaatste versperring werd door deze werkwijze wel beperkt tot 332 km.
Dodendraad lang Belgisch-Nederlandse grens Belgisch Nederlandse grensovergang WO I
Foto links: Door de plaatsing van de elektrische omheining werd deze Belgische hoeve op slag toegevoegd aan Nederlands grondgebied. De toegang naar Belgie was voor deze Belgische inwoner op slag verboden. Foto rechts: Zicht op een Belgisch Nederlandse grensovergang. De omheining was hier op sommige plaatsen tot 5 meter hoog. (Beide foto's: Replica)
Dodendraad door de polders
Foto links: De dodendraad door de Belgische-Nederlandse polders. De draad is hier merkbaar minder hoog, zo een 2 tot 2.5 meter. De draad liep gewoon mee over de brug. Onder de brug was het doorkomen eveneens versperd. Foto rechts: Links Nederland, rechts België, gescheiden door een 5 meter hoge elektrische omheining.(Beide foto's: Replica)
afsluiten schorrengebied
Foto links: De dodendraad doorheen een overstromend schorrengebied. Foto rechts: de draad die een dijk overstak. U ziet hier een van de typisch wachthuisjes die op ongeveer gelijke afstanden steeds langs de omheining stonden. De draad blijkt ook niet overal even hoog te zijn. (Beide foto's: Replica)
  • Voor de aanleg van de versperring werd eerst een grensstreek ontdaan van alle bomen en struiken. In de weg staande muren en huizen werden afgebroken. Enkele dagen later werden dan hoge palen in de grond geslagen. Op deze palen werden porseleinen isolatoren geplaatst. Daarna werd de stroomdraad op de palen gespannen. Op afstanden tussen de 500 meter en 2 km (afhankelijk van de aard van het terrein), werden schakelhuisjes neergezet (in het Duits Schalthauzer). Dit was niets meer dan een houten barak waarin een stroomgenerator werd geplaatst. Kort daarbij stond dan steeds een houten wachthuis en een houten barak voor de bewakers. (foto: Replica)
  • De bewakers waren meestal Landsturmsoldaten, oudere Duitse soldaten dus.
  • Een ploeg van zo een 60 arbeiders en ongeveer 10 bewakers kon ongeveer 1 kilometer omheining plaatsen in een periode van 1 tot 3 dagen, afhankelijk van de aard van het te doorkruisen terrein.
  • Reeds in juli 1915 werden de eerste stukken van de lijn onder stroom gezet met een spanning van +/- 2000 Volt. Vrij kort nadien vielen al de eerste dodelijke slachtoffers.

Opbouw van de versperring.

  • Gemiddeld was de draad zo een 2 tot 2.5 meter hoog. Alle 3 a 4 meter werd een met carboline of teer ingesmeerde paal in de grond gezet. Op een hoogte van 15 à 20 cm boven het maaiveld werd een eerste verzinkte of koperen draad (4 à 5 mm dik) aan porseleinen isolatoren opgehangen.
  • De draden volgden elkaar zo op met onderlinge afstanden van 20 tot maximum 30 cm.
  • Alle 50 meter stond een hogere paal. Deze bevatte de aanvoerleiding van de stroom. De stroom zelf kwam van fabrieken of werd opgewerkt door met diesel aangedreven generatoren.
  • Op de meeste plaatsen werd aan beide zijden van de omheining nog eens 1 of twee rijen prikkeldraad aangebracht op dunnere houten of metalen palen. De afstand van deze extra draden tot de eigenlijke dodendraad kon varieren van 1 tot 10 meter van de dodelijke, onder spanning zetbare middenste versperring. Deze extra versperringen waren om te vermijden dat onbewust mensen de dodelijke draad zouden aanraken en geëlektrificeerd zouden worden. Anderzijds vermoeilijkten zij nog eens extra de pogingen de draad te proberen kruisen.
  • De meeste schakelhuisjes die langs de lijn gelegen waren (+/- 150 in totaal), waren ook voorzien van een generator. Deze diende om de spanningsval die ontstond door transport van elektriciteit over te lange afstanden opnieuw weg te werken of om bij stroompannes tijdelijk de stroom te kunnen leveren.

Gebruik van de versperring.

  • De versperring stond zeker niet altijd continu onder stroom. Zo werd de stroom geregeld uitgeschakeld. Men wisselde van tijd tot tijd de zones die onder stroom gezet werden. Er zat zeker geen regelmaat in welke zones wanneer onder stroom gezet werden.
  • Alle houten wachthuisjes werden bemand door een tiental Duitse Landsturmsoldaten. Deze oudere soldaten (ouder dan 39 jaar) moesten hun wachthuisje delen met de aanwezige generator en elektrische schakelkasten.
  • Dagelijks waren de bewakers verplicht het traject minimaal 2 maal af te wandelen of te fietsen. Hierbij moesten zij met een ijzeren proefstaaf ook de werking van de omheining testen.
  • De bewakers droegen op hun linkerarm een armband met daarop een rode pijl en een bliksemflits.
  • In sommige wachthuisjes kon men de stroom onderbreken en volgen waar de stroom opstond of onderbroken was.
  • Er is zelfs hier en daar sprake van het gebruik van houten Duitse poppen die werden gebruikt als nep-bewakers.
elektrische draad liep tot 500 meter ver in de Schelde
  • Aan overgangen van waterlopen en spoorwegen, waren permanente wachtposten. Fietsen waren in de grensstreek verboden. Aan Nederlandse kant was een neutrale zone van 500 meter. Aan Belgische kant was deze zone tussen de 100 en 500 meter breed.
  • Personen die zich zonder geldige reden in deze zone bevonden werden zonder medelijden neergemaaid of beschoten. Wel hielden de Duitse bewakers er rekening mee niet te schieten in de richting van het neutrale Nederland waarmee het land dus niet in oorlog verkeerde.
  • Op vele grenswegen liep de versperring gewoon door. Hier werden borden aangebracht met daarop de waarschuwing: "Achtüng Hochspanning - Lebensgefahr, Hoogspanning - Doodsgevaar, Haute Tension - Danger de Mort."
  • Waar de versperring over een brug ging, werden onder de brug extra houten palen geklopt. Hierop werden om de 5 cm, prikkeldraden aangebracht.
  • Op enkele plaatsen werden zelfs observatieballons opgehangen.
  • Moeilijker te bewaken terreinen werden vaak voorzien van extra alarmsignalen zoals alarmbellen en signaallampen. Sommige plaatsen werden zelfs met grote projectoren gans de nacht verlicht.

Hoe kon men de omheining legaal passeren.

  • De ganse versperring telde in totaal 75 poorten. Hiervan waren er 50 alleen voor militairen bedoeld. 9 waren alleen voor burgers en 16 voor dubbel gebruik.
  • Men kon enkel toelating verkrijgen de extra grens legaal te kruisen mits te beschikken over een passierschein van de plaatselijke commandant.
  • Vanaf januari 1915 werd doorgang verboden voor Belgische mannen tussen 16 en 45 jaar omdat het risico te groot was dat zij via Nederland weer zouden aansluiten bij het Belgische leger aan het geallieerde front.

Pogingen om de omheining te omzeilen.

  • De eenvoudigste pogingen tot sabotage bestonden vaak uit het werpen van een ketting, een draad, een natte koord, een natte tak,... op de omheining zodat er kortsluiting ontstond. Hierdoor viel dan meestal de stroom uit en kon men de draad vrij eenvoudig kruisen.
  • Iets drastischer was het doorknippen van de stroomdraad met een geïsoleerde tang.
  • Bij dergelijke sabotages werd er van Duitse kant steeds een fietsende bewaker langs de omheining gestuurd om na te gaan waarom er een stroomonderbreking was opgetreden.
  • Om geëlektrocuteerde dieren zoals honden, hazen en fazanten te verwijderen van de draad, gebruikten de Duitse bewakers vaak een stok met op de kop een glazen fles. Hiermee probeerden ze dan de resten van het dier van de draad te verwijderen.
  • In Sint Martens Voeren leerde de Burgemeester soldaten en vluchtelingen polstokspringen om zo over de omheining te geraken.
  • Ook werden wel eens pogingen ondernomen om de Duitse bewakers om te kopen. Hierbij probeerde men te verkrijgen dat de draad een bepaalde periode stroomvrij werd gehouden.

Passeurston

  • Meer riskante pogingen bestonden uit het graven van een sleuf onder de draad. Hierbij ging men vaak met een Y-vormige tak, de onderste stroomdraag nog wat optillen. Dit was uiterst gevaarlijk daar het geringste contact met de kleding, de dood kon betekenen.
  • In de hoogte probeerde men de draad te overbruggen met een dubbele trapladder waarop men extra houten planken ging leggen.
passeursraam Taxandriamuseum Antwerpen
  • Een veiligere manier was een open ton, mand of bak onder de draad te wringen. Dan kon men door deze constructie kruipen zonder de stroomdraden zelf te raken. Courante passeurs maakten om dit mogelijk te maken soms gebruik van een passeursraam. (foto's: Taxandriamuseum Antwerpen).
  • Daarnaast werden ook nog houten fietsvelgen gebruikt, deze werden dan aan de randen geïsoleerd met asbest of een buitenband van een fiets.
  • Anderen poogden het de draad in te wikkelen met droge wollen dekens. Dit werkte perfect behalve wanneer er ook maar een druppel regen viel.
  • Andere ingenieuze systemen bestonden erin een ijzeren emmer in te graven in de directe omgeving van de draad. Door daarna de emmer te vullen met water en te verbinden met de stroomdraad, ontstond een serieuze stroomval over de leiding. Het risico was op dat moment dan ook veel kleiner om de lijn te kruisen.
  • Nog riskanter maar toch gebruikt, was het gebruik van een klein tafeltje op porseleinen pootjes. Als men erop stond mocht men zelfs de stroomdraden aanraken.
  • Iets gelijkaardig maar veel riskanter was aan handen, voeten en knieën porseleinen borden bevestigen terwijl men zich onder de draad schuift.
  • Vanaf 1917 bezorgden de Engelsen de passeurs isolerende gummilaarzen, gummimatten en vooral geïsoleerde kniptangen.
Dat niet alle pogingen met mogelijkse hulpmiddelen even goed slaagden mag ook blijken uit deze ongelukkige passeurs (Foto links: K. Lehman - Foto rechts: Replica)
  • Toch bleef het kruisen van de draad een meer dan gevaarlijke onderneming. Hoeveel mensen aan de versperring het leven lieten, is ook vandaag nog altijd een moeilijke vraag.
  • Op basis van een bij elkaar gezochte telling van slachtoffers komt Prof Dr Alex Vanneste op minimum 850 dodelijke slachtoffers. Dit zijn niet alleen geëlektrocuteerde personen maar ook personen die door Duitse bewakers werden neergeschoten in de directe buurt van de omheining.
  • 50% van de slachtoffers waren Belgen, 25% Duitsers, 10% Nederlanders, 10% vluchtende Russische krijgsgevangenen, 5% andere Nationaliteiten.
  • 75% van de slachtoffers kwamen om door elektrocutie. 20% kwam om in vuurgevechten in de directe nabijheid van de omheining. Van 5% is de exacte doodsoorzaak niet meer gekend.
  • Ongeveer 300 slachtoffers vielen in Limburg ( die ook het grootste stuk omheining kende), Ongeveer 200 slachtoffers vielen op Antwerps grondgebied, daarnaast vielen nog eens ongeveer 170 slachtoffers in Oost-Vlaanderen en 30 in West-Vlaanderen.
  • De draad maakte niet alleen doelbewuste slachtoffers. Zo vielen ook wel enkele boeren ten prooi die amper vertrouwd waren met het begrip elektriciteit. Op 8 september 1916 viel in Nederland een kleuter van amper 4 jaar oud ten prooi aan de draad toen hij al spelende deze probeerde te kruisen. In 1917 verongelukten nog twee Belgische broertjes van 10 en 13 jaar aan de draad.
  • Een laatste slachtoffer viel te betreuren op 12 november 1918 (inderdaad, 1 dag na de wapenstilstand). Landbouwer Jan Van Looveren uit Meer wenste zijn ouders te bezoeken in Nederland. Hij dacht dat met het einde van de oorlog de draadversperring niet meer werkte en klom gewoon zonder enige bescherming tussen de draden. Ongelukkig bleek de stroom nog niet uitgeschakeld.

Gebruikte bronnen:

  • Document verkregen via de conservator van het Bardelaeremuseum, Voorstraat 75, 9970 Kaprijke, waarvoor dank.
  • Nog bijkomende info kunt u ook vinden op onderstaande website, met o.a. enkele mooie foto's van de dodendraad in de buurt van de Voerstreek. De webmaster heeft heel toevallig dezelfde naam als ikzelf maar alles berust 100% op toeval.
  • www.dodendraad.org o.a. artikel "De Dodendraad in 20 vragen".
  • De eerste wereldoorlog in het Meetjesland - Astoria bvba.